Hoe leren honden? [Leervormen en begrippen]

Binnen de wetenschap is er veel onderzoek gedaan naar hoe verschillende diersoorten leren. Inmiddels zijn er ook vele onderzoeken wereldwijd gedaan naar hoe honden dingen leren. Leren betekent eigenlijk: nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren verwerven of bestaande aanpassen’. Het blijkt dat bepaald gedrag is aangeboren en bepaald gedrag wordt aangeleerd. Om je hond iets aan te kunnen leren is het handig om inzicht te hebben in verschillende manieren honden nieuw gedrag aan kunnen leren. In dit artikel bespreken we enkele belangrijke leervormen.

Bij leren verwerft een hond nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren of past bestaande nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren aan. Er zijn verschillende leervormen en ze kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld. Leren is iets anders dan trainen, hoewel je kennis over leervormen kunt toepassen in het trainen met je hond. Bij trainen wordt namelijk het leerproces van een hond gestuurd door mensen. In dit artikel bespreken de volgende leervormen: inprenting, habituatie, latent leren, motorisch leren, generalisatie, discriminatie, inzicht leren, sociaal leren, imitatie leren en conditionering.

Inprenting

Inprenting is een kortdurend proces in de eerste levensfase van een dier, waarbij het leert tot welke diersoort hij of zij behoort. Zo leren honden bijvoorbeeld dat andere honden niet bedoeld zijn om op te eten en weten ze later dat ze zich met andere honden moeten voortplanten. Als het niet goed gaat bij de inprenting van een hond, zie je bijvoorbeeld dat ze niet weten hoe en met wie ze zich moeten voortplanten. Dan proberen ze zich bijvoorbeeld voort te planten met katten of andere ongeschikte diersoorten.

Een bekend voorbeeld van inprenting is het voorbeeld van jonge ganzen die net uit een ei komen. Uit bekend onderzoek van etholoog Konrad Lorenz bleek dat jonge ganzen die net uit het ei komen, het eerste bewegende object in hun omgeving aanzien voor hun moeder. Als de geboorte goed gaat, is het eerste wat een jonge gans ziet als hij uit een ei komt zijn bewegende moeder. Hij zal vanaf dat moment zijn moeder volgen. Echter, als de jonge ganzen dus iets of iemand anders zien bewegen nadat ze uit een ei komen zullen ze dat volgen. Zo zijn er ganzen die een bepaald persoon volgen totdat ze volwassene worden. In het onderzoek van Konrad Lorenz hebben ze ook kussentjes die vast zaten aan touwen laten bewegen. De jonge ganzen die dit zagen volgden na de inprenting de kussentjes. Na de inprenting kwam hier ook een andere vorm van leren aan te pas: conditionering. Deze vorm van leren bespreken we straks nog nader.

Habituatie

De volgende leervorm die belangrijk is om te kennen, is habituatie. Habituatie speelt onder andere tijdens de socialisatiefases van puppy’s een grote rol in hun leerproces. Simpel gezegd betekent habituatie dat een puppy leert omgaan met betekenisloze prikkels en situaties. De puppy leert eigenlijk dat de prikkels en situaties die een puppy potentieel als bedreigend kan ervaren, niet bedreigend zijn. De puppy wordt vaak geconfronteerd met een prikkel of situatie en leert eigenlijk dat wat hij ook doet, de situatie niet verandert. Langzaam neemt de schrikreactie op een prikkel of situatie af. Habituatie wordt ook wel gewenning genoemd.

Wat zijn nou prikkels of situaties die mogelijk als bedreigend ervaren kunnen worden? Denk aan bijvoorbeeld plotselinge en harde geluiden. Zo vinden veel puppy’s stofzuigers in huis in het begin vaak spannend. Mogelijk zullen ze ervan wegrennen, er juist op af gaan om het te onderzoeken, ernaar toe blaffen. Langzamerhand neemt de schrikreactie af. De meeste puppy’s leren uiteindelijk om niet met angst te reageren op een stofzuiger door middel van habituatie. Ook honden die de eerste paar keer de knallen van alarmpistool op het hondensportveld horen zullen eerst schrikkerig reageren. Door middel van habituatie leren ze ermee omgaan. Naast geluiden, kunnen ook plotselinge en snelle bewegingen als potentieel bedreigend ervaren worden door honden. Denk bijvoorbeeld aan fietsers en auto’s die voorbij rijden op straat. Door regelmatig in de stad te lopen kunnen honden hier aan wennen.

Latent leren

Latent leren houdt in dat een hond in een omgeving ervaringen opdoet zonder er een onmiddellijk voor- of nadeel aan te hebben. Deze ervaringen kunnen later worden aangewend om wel voordelen na te streven of nadelen te ontwijken. Als een hond door zijn omgeving wandelt, neemt hij ongemerkt allerlei informatie in hem op. Die informatie kan later handig zijn als hij bijvoorbeeld een plek nodig heeft om een schuilplaats te maken. Of een reu die bijvoorbeeld ruikt dat er recent een loopse teef in de buurt is geweest en kan die kan opzoeken om te kijken of hij zich kan voortplanten. Of een hond die tijdens het lopen ruikt dat zijn of haar aartsvijand zich in de buurt bevindt. Deze vorm van leren is moeilijk om in te zetten in training.

Motorisch leren

Bij motorisch leren, leert het een hond bepaalde bewegingen te maken met zijn lichaam. Puppy’s die leren lopen, rennen en springen bijvoorbeeld. Of honden die leren de juiste bewegingen leren te maken om een behendigheidsbaan zo snel mogelijk te lopen. Of honden die leren balanceren op een bal.

Generalisatie en discriminatie

Generalisatie en discriminatie zijn twee tegenovergestelde vormen van leren. Generalisatie is een manier van leren waarbij honden iets leren aan de hand van specifieke prikkels en situaties. Vervolgens veralgemeniseren ze wat ze hebben geleerd naar andere situaties. Op grond van één voorbeeld worden dan een heleboel gevallen hetzelfde beoordeelt. Bij discriminatie gebeurt juist het tegenovergestelde: de hond maakt juist onderscheid in specifieke prikkels.

Generalisatie en discriminatie kunnen in sommige gevallen heel handig zijn en sommige gevallen ook juist niet. Hiervan gaan we wat voorbeelden geven. Het is bijvoorbeeld handig wanneer een hond leert dat het commando zit in huis hetzelfde betekent als buitenshuis. Of dat ze leren dat een zit-commando op gras hetzelfde betekent als op tegels, tapijt en andere ondergronden. Vaak begrijpen honden dit soort dingen niet automatisch. Hier kan discriminatie een rol bij spelen: de hond heeft het zit commando in een specifieke situatie aangeleerd.

Door middel van generalisatie zijn veel honden in staat om te leren dat ‘zit’ hetzelfde betekent op verschillende plekken. Soms zijn de honden heel erg gewend om commando’s van een persoon te krijgen. Als bijvoorbeeld een ander gezinslid de hond dan een commando geeft, zullen ze dit soms niet meteen begrijpen. Of als een kind een commando geeft, volgt de hond het commando niet op. Of honden die wel op de hondenschool luisteren, maar niet in het park. Het is daarom verstandig om verschillende oefeningen met je hond te trainen op verschillende plaatsen. Je draagt verschillende kleding, hebt verschillende mensen om je heen, enzovoorts. Zo wordt het gedrag van je hond stabiel en voorspelbaar in verschillende situaties.

Sociaal leren

Sociaal leren houdt in een hond leert door interactie met anderen. Dit kan met andere honden, dieren of mensen zijn. Dit kan in interactie met een of meerdere anderen zijn. Je hebt verschillende vormen van sociaal leren. Imitatieleren, ook wel observerend leren genoemd, is bijvoorbeeld een vorm van sociaal leren.

Als puppy’s leren honden al veel van hun moeder en nestgenoten door hun gedrag te observeren. Uit onderzoek is ook gebleken dat honden die eerst kijken hoe andere honden een behendigheidsbaan lopen, daarna sneller weten hoe het moet. Er zijn tegenwoordig trainingsmethoden ontworpen die gebruik maken van deze vorm van leren, zoals de Do As i Do-methode.

Inzicht leren

Inzicht Leren is één van de moeilijkste vormen van leren. Bij inzicht leren moet een onbekend probleem worden opgelost in een onbekende situatie. Om dit te doen moeten eerdere ervaringen worden gecombineerd. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een hond die iets eetbaars wilt pakken van het aanrecht, maar er niet bij kan. Het probleem is dat hij iets wilt pakken, maar er niet bij kan omdat het te hoog ligt. De hond heeft dit probleem in deze situatie nog niet eerder opgelost. De hond schuift vervolgens een stoel tegen het aanrecht aan, klimt op de stoel en kan hierdoor op het aanrecht springen. Zo komt hij bij het lekkers en kan hij dit opeten.

Als je erover nadenkt is het heel knap dat sommige honden in staat zijn om dit soort complexe problemen op te lossen. Hierbij moeten diverse vaardigheden en kennis met elkaar gecombineerd worden. Denk aan ruimtelijk inzicht waarmee de hond begrijp dat hij op de stoel kan springen en vanuit hieruit op het aanrecht kan springen. Dan komen er ook motorische vaardigheden bij kijken, waarmee de hond de stoel op kan schuiven naar de juiste plek. Vervolgens moet de hond in staat zijn om op de stoel en het aanrecht te springen. Hier spelen vaardigheden op het gebied van balans en coördinatie ook weer een rol bij. Toch best knap allemaal.

Conditionering

Conditionering is inmiddels een vrij bekende vorm van leren. Conditionering betekent dat een dier verbanden leert te leggen tussen samenhangende prikkels en gebeurtenissen. Er worden associaties gelegd tussen de prikkels of gebeurtenissen. Dit leidt tot een verandering van gedrag. Er zijn twee soorten conditionering: klassieke conditionering en operante conditionering.

Klassieke conditionering is een vorm van leren waarbij een geconditioneerde stimulus wordt gecombineerd met een ongeconditioneerde stimulus. Simpel gezegd leert een hond verbanden te leggen tussen twee vlak na elkaar volgende prikkels. Onderzoeker Ivan Pavlov ontdekte deze leervorm bij toeval begin 1900. Hij deed onderzoek naar de spijsvertering en de lichaamssappen (zoals speeksel) die komen kijken bij bepaald gedrag. Voor dit onderzoek gebruikte hij honden als proefdieren en bracht hij buisjes aan bij de speekselklieren van de honden. Zo kon het kwijl worden opgevangen, gemeten hoeveel en op welk moment de honden kwijlden. Al snel ontdekte Pavlov dat de honden al speeksel beginnen aan te maken ruim voordat het eten in hun bek belandt.

Ze kwijlen al bij het ruiken van eten, als ze de deur horen opengaan en zelfs als ze de voetstappen van de assistent horen. Pavlov ging zijn onderzoek hier mee op richten en ontdekte het voedsel een ongeconditioneerde stimulus is. Een ongeconditioneerde stimulus houdt in dat het een prikkel is waarop een hond ongeconditioneerde reactie heeft. De reactie is dus aangeboren, niet aangeleerd. De aangeboren reactie in dit voorbeeld is kwijlen. De honden reageerden dus automatisch op het voedsel met kwijlen. Vervolgens ging Pavlov hiermee verder experimenteren. Elke keer voordat de honden het voedsel kregen, klonk er een bepaald geluid. Dit geluid was bijvoorbeeld het geluid van een bel. In eerste instantie hadden de honden geen reactie op het geluid, er was geen aangeboren reactie op de bel. Het geluid had geen specifieke betekenis of waarde voor de honden. Daarom wordt het geluid van de bel een neutrale stimulus genoemd.

Na een tijdje gingen de honden echter een associatie leggen tussen de bel en het voedsel dat elke keer na de bel volgde. Het geluid van de bel kreeg waarde voor de hond en werd een geconditioneerde stimulus . Pavlov kwam erachter dat de honden vanaf dat moment al begonnen te kwijlen bij het horen van de bel, nog voordat ze het voedsel zagen of roken. Klassieke conditionering wordt ook wel associatieleren genoemd. Klassieke conditionering kan bijdragen aan de voorspelbaarheid van de omgeving voor de hond. Zo kan het bijdragen het veiligheidsgevoel van de hond.

De andere vorm van conditionering is operante conditionering. Hierbij maakt een dier geen koppeling tussen twee prikkels, maar tussen het eigen gedrag en effect van het gedrag. Het effect van het gedrag kan zowel positief als negatief zijn voor de hond. Wordt het effect als prettig ervaren door de hond, zal het gedrag dat leidde tot dat prettige effect toenemen. Wordt het effect als onprettig ervaren door de hond, zal het gedrag dat leidde tot dat onprettige effect afnemen. Hierbij spelen bekrachtiging en correctie een rol.

“Bekrachtiging is een procedure om de frequentie, duur of intensiteit van gedrag te doen toenemen. Bekrachtiging houdt in dat gedrag in een bepaalde situatie met een zekere systematiek gevolgd wordt door een consequentie (bekrachtiger), met als gevolg een toename van de frequentie, duur of intensiteit van dat gedrag.”1

Correctie is een procedure om de frequentie, duur of intensiteit van gedrag te doen afnemen. Stel de hond blaft naar de postbode om hem van het terrein te verjagen, omdat hij de postbode als mogelijke bedreiging ziet die van zijn territorium verjaagd moet worden. Vervolgens loopt de postbode weg. Het gedrag van de hond bestond uit blaffen naar de postbode. Het effect was in dit geval: de postbode ging weg. Dit is een prettig effect voor de hond, want de enge indringer is verjaagd en de veiligheid is voor de hond hersteld. Als de hond de volgende keer een indringer wilt verjagen, zal hij hetzelfde gedrag inzetten: blaffen. Dit is een voorbeeld van operante conditionering. Een voorbeeld waarbij het gedrag bekrachtigd wordt is bijvoorbeeld als de hond om een zit wordt gevraagd. De hond gaat zitten (gedrag) en hij krijgt een koekje (effect van het gedrag). Het effect is leuk, want de hond krijgt een lekker koekje. De volgende keer zal de hond weer zitten als hij zit hoort: zijn gedrag zal dus toenemen.

Operante conditionering kan bijdragen aan de beheersbaarheid van de omgeving voor de hond. Dit kan leiden tot minder stress bij een hond.

Samenvattend

Bij leren verwerft een hond nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren of past bestaande nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren aan. Er zijn verschillende leervormen en ze kunnen op vele, verschillende manieren worden gecategoriseerd. In dit artikel hebben we enkele belangrijke leervormen besproken. Leren is iets anders dan trainen, hoewel je kennis over leervormen kunt toepassen in het trainen met je hond. Bij trainen wordt namelijk het leerproces van een hond gestuurd door mensen. Niet alleen de invloed van de hond zelf, maar ook van diegene die de hond iets nieuws wilt aanleren is hierbij belangrijk. Inzicht in hoe je hond leert, kan je begrip voor je hond vergroten en het trainen met je hond verbeteren.

Wil je meer leren over dit onderwerp? Wellicht is de Workshop Trainingsmethodes iets voor jou. Hierin bespreken we diverse leervormen en trainingsmethodes.

Bronvermelding

Tijdens het schrijven van dit artikel zijn de volgende bronnen gebruikt:

  1. GROOT, F. DE (2004): ‘Bekrachtigen, bekrachtigen, en nog eens bekrachtigen. Back to basics: positieve bekrachtiging’; in Gedragstherapie, Volume 37, p. 61-66